door Magaly Rodríguez García*
Vrije Universiteit Brussel
*Niet citeren zonder toestemming van de auteur. Deze tekst werd gepresenteerd tijdens een lezing bij Boysproject, Antwerpen, 8 oktober 2014. Met dank aan Glenn Steenhouwer (VUB onderzoeker) voor de taalcorrecties.
Eerst een beetje uitleg over terminologie. Doorheen deze tekst zal ik de termen ‘prostituee’,‘sekswerker’, ‘prostitutie’ en ‘sekswerk’ afwisselend gebruiken. Dit betekent niet dat ik een waardeoordeel vel over prostitutie. Ik beschouw deze activiteit als een volwaardig deel van de wereld van arbeid; met andere woorden, ik benader prostitutie als werk.
Het doel van deze presentatie is jullie een idee te geven van mijn werk als historica en het onderwerp van mijn onderzoek voor te stellen: prostitutie.
Met dit onderzoek wens ik bij te dragen tot een vollediger beeld van prostitutie.
Want één van de grootste problemen rond prostitutie is dat het omringd wordt door mythes en veralgemeningen. Op hun beurt leiden deze ‘urban myths’ tot politieke maatregelen en publieke attitudes die vaak nadelig zijn voor de mensen actief in de sector.
Er wordt bijvoorbeeld vaak gezegd dat prostitutie van alle tijden is. Dit klopt niet. Prostitutie was onbekend in maatschappijen zoals New Zeeland, of gebieden in Afrika en het Amerikaanse continent voor de komst van Europese kolonisten.
Soms wordt er beweerd dat in oude maatschappijen prostitutie evenveel als andere beroepen werd gerespecteerd.
Ook dit is niet juist. In het oude Griekenland en Rome bestond een kleine elite courtisanes die tot de hoogste klassen behoorden, maar over het algemeen werd prostitutie als een activiteit van lagere status beschouwd. Een andere bekende mythe over (vrouwelijke) prostitutie is dat vrouwen gedwongen worden om zich te prostitueren: geen enkele ‘normale’ vrouw zou vrijwillig kunnen instemmen om zich te prostitueren. Ondanks het feit dat er bewijs- materiaal bestaat dat sommige vrouwen in het verleden en het heden inderdaad gedwongen werden, geven de meeste sekswerkers aan dat ze een bewuste keuze hebben gemaakt om in de prostitutie te gaan.
En de grootste mythe die tot voor kort heeft bestaan (en nog steeds bestaat op sommige plaatsen in de wereld) is dat prostitutie alleen door vrouwen werd beoefend.
Over prostitutie bestaan er al heel wat wetenschappelijke werken.
Er bestaan massa’s werken over prostitutie als maatschappelijk fenomeen en dit vanuit een sociologisch, economisch, psychologisch, antropologisch, juridisch of historisch perspectief. Dit is niet het geval voor wat de centrale actoren van de seksindustrie betreft. We weten dus vrij veel over regelgeving en sociale attitudes tegenover prostitutie,maar onze kennis over sekswerkers, pooiers, souteneurs, bordeelhouders, mensenhandelaars en klanten is zeer schaars. Hier en daar bestaan er autobiografische werken, zoals het boek dat enkele jaren geleden door Roos Bachelier werd uitgegeven (Beminnen als beroep. Mijn carrière als courtisane, 2010). Oudere memoires, dagboeken en autobiografieën van prostituees zijn er ook voor handen, en ze bieden vaak boeiende informatie vanuit een ‘insider’ perspectief. Maar dit zijn geen wetenschappelijke geschiedeniswerken.
Wat is dan geschiedenis?
De term ‘geschiedenis’ heeft verschillende betekenissen. In de ruime zin van het woord verwijst geschiedenis naar alles wat in het verleden heeft plaatsgevonden. Volgens Van Dale is geschiedenis een ‘wetenschap die het verleden beschrijft’. Maar als men zo’n brede definitie van geschiedenis hanteert, is de kans groot dat geschiedenis gereduceerd wordt tot een saaie opsomming van gebeurtenissen. Het is beter om geschiedenis te begrijpen als een vak dat zich bezighoudt met veranderingsprocessen van het verleden. Professionele historici willen niet alleen weten ‘wat’ er in het verleden heeft plaatsgevonden maar ook ‘hoe’ en vooral ‘waarom’. De combinatie van verschillende factoren (keuze van het onderwerp, beschikbaarheid van archiefmateriaal en achtergrond van de historicus) leidt tot verschillende soorten interpretaties en tot verschillende geschiedenisboeken of wetenschappelijke artikels. Geschiedenis is een dynamische wetenschap; ‘de’ geschiedenis bestaat niet. Geschiedenis is een oneindige dialoog tussen verleden en heden.
Betekent dit dat de ‘historische waarheid’ en ‘objectiviteit’ niet bestaan? Om die vraag te beantwoorden moeten wij eerst kijken naar de definitie van ‘waarheid’ en ‘objectiviteit’. Een perfecte weergave van de realiteit bestaat niet; en dit zowel wat het verleden als wat het heden betreft. Een perfecte weergave van de realiteit, zonder inmenging van menselijke factoren zoals voorkeuren, gewoonten of gevoelens zou gewoon onmenselijk zijn. Sommige gebeurtenissen zijn vrij makkelijk te verifiëren omdat ze zichtbare sporen (geschreven teksten, beeldmateriaal, objecten enz.) hebben achtergelaten. Maar heel wat andere feiten zijn niet of veel moeilijker te verifiëren: hoe kunnen wij de leefwereld van miljoenen gewone mensen die weinig geschreven teksten of beeldmateriaal hebben achtergelaten, precies weergeven of reconstrueren? Het werk van de professionele historicus bestaat erin om zo strikt mogelijk de regels en methodes van wetenschappelijk onderzoek te volgen om het verleden te bestuderen. Maar hoe gebeurt dit in de praktijk?
Historians @ work
In principe kan alles bestudeerd worden in historisch perspectief.
Tot de negentiende eeuw hielden historici zich vooral bezig met het leven van machtige mensen (vooral mannen). Sinds het einde van de negentiende eeuw is er ook veel meer aandacht voor de levensomstandigheden, culturele gewoonten, organisatie-vormen enz. van ‘gewone’ mensen. Sinds deze periode zijn er dan ook nieuwe thema’s ontstaan in de geschiedschrijving, zoals arbeidsgeschiedenis, geschiedenis van het feminisme, cultuurgeschiedenis enz. Prostitutie kreeg ook meer aandacht maar werd vaak geïntegreerd in de geschiedenis van geweld en afwijkend gedrag. Er ging dus weinig aandacht naar de sekswerkers zelf. En dit omwille van twee redenen.
1. In de meeste historische periodes en in de meeste geografische gebieden zijn prostituees gemarginaliseerd geweest, niet alleen in de maatschappij maar ook in de sociale wetenschappen.
Sekswerkers en andere mensen actief in de prostitutiesector werden niet alleen gestigmatiseerd (op een negatieve manier benaderd) door lokale autoriteiten en het publiek in het algemeen, maar ook door sociale wetenschappers. Velen onder hen beschouw den prostituees, pooiers, bordeelhouders enz. als marginalen, niet als werkers. Men dacht dat ze niet de moeite waard waren als studieobject.
2. Naast ethische problemen ten opzichte van prostitutie bestonden er (en bestaan er nog altijd) praktische problemen die de reconstructie van de wereld van mensen actief in de prostitutie bemoeilijken. In tegenstelling tot groepen zoals handelaars, politici, vakbondsleiders, intellectuelen, feministen enz., bestaat er weinig archiefmateriaal of primaire bronnen van deze mensen. Prostituees zelf hebben weinig sporen achtergelaten. Omwille van het stigma voelden velen onder hen zich niet meteen geneigd om hun ervaringen binnen prostitutie neer te schrijven in dagboeken of brieven; en vele anderen konden gewoonweg niet schrijven. Voorbeelden zoals het boek van de Nederlandse sekswerkster Roos Bachelier zijn dus zeldzaam, zeker wat vroegere periodes betreft. De reconstructie van de leefwereld van prostituees in het verleden vereist dus een sterke mate van creativiteit, geduld en inlevingsvermogen. Historici die de geschiedenis van sekswerkers willen bestuderen, volgen meestal een onrechtstreeks of ongebruikelijk pad. Het is puzzelwerk. Een bekend voorbeeld van dit soort geschiedschrijving is het werk van Luise White, over prostituees in Kenia ten tijde van de kolonie (tot de jaren 1960). Naast interviews gebruikte White een hele waaier aan materiaal om informatie te vinden over sekswerkers: verslagen van politie en gerecht, rapporten van sociale werkers, documenten van feministische organisaties, beeldmateriaal, rapporten van gezondheidsinstellingen, parlementaire en regeringsverslagen over prostitutie.
Mijn postdoctoraal project is gebaseerd op informatie die door de Volkenbond werd verzameld (de Volkenbond werd opgericht na de Eerste Wereldoorlog in 1919; het is de voorloper van de Verenigde Naties). De Volkenbond stond sterk onder de invloed van internationale feministische organisaties; samen wilden ze de strijd tegen prostitutie aangaan. Deze organisaties beschouwden prostitutie als een vorm van extreme uitbuiting van vrouwen (mannelijke prostitutie werd zelfs niet besproken) die gelijk stond aan slavernij. Ze argumenteerden dat net zoals antislavernij-activisten erin geslaagd waren om slavernij te doen afschaffen in de meeste delen van de wereld, men ook kon strijden voor de verdwijning van ‘seksslavernij’. Ze zetten dan een internationaal programma op poten om vrouwen te ‘redden’ van prostitutie. Maar om deze ‘reddingsactie’ te kunnen starten, vond de Volkenbond dat er een grondig onderzoek nodig was om de omvang van deze zogenaamde mensenhandel en de werking van de seksindustrie beter te leren kennen. Tijdens de jaren 1920 en ’30 coördineerde de Volkenbond een internationaal onderzoek naar prostitutie wereldwijd.
Dit onderzoek is op een buitengewoon originele manier uitgevoerd. De informatie werd verzameld op twee manieren. Enerzijds stuurde de Volkenbond vragenlijsten naar nationale partners (voornamelijk ministeries van volks- gezondheid, publieke en private sociale instellingen) om de toestand van de prostitutie per land in kaart te brengen: regelgeving, omvang, sociale hulp, maatschappelijke perceptie en sociale achtergrond van prostituees. Meer dan 3.000 sekswerkers werden geïnterviewd; ze moesten antwoorden op vragen over onderwijsniveau, familieachtergrond, beroep vooraleer ze in de prostitutie terechtkwamen, bereidheid om uit het prostitutiemilieu uit te stappen enz. Anderzijds maakte de Volkenbond gebruik van geheime agenten om een vollediger beeld van het prostitutiemilieu te krijgen. Undercover agenten reisden de hele wereld rond vermomd als pooiers en infiltreerden in ‘rosse buurten’. Hun ontmoetingen met pooiers, prostituees, bordeelhouders, madammen en mensenhandelaars werden in detail neergeschreven in rapporten die daarna naar de Volkenbond zijn gestuurd. De undercover- rapporten zijn werkelijk een goudmijn voor historici, en ze zouden makkelijk gebruikt kunnen worden voor Hollywoodfilms. Deze bron van informatie heeft ook haar beperkingen: 3.000 interviews is niet representatief (kenmerkend) voor de hele prostitutiepopulatie en er wordt met geen woord gerept over mannelijke prostitutie. Maar gezien het gebrek aan beschikbare informatie bevatten deze primaire bronnen zeer relevante gegevens over tenminste 3.000 vrouwen.
Naast het vinden van bruikbaar archiefmateriaal bestaat de taak van de historicus erin om primaire bronnen op een kritische manier te bestuderen. En dit doen we volgens de regels van historische kritiek. Historici produceren op basis van primaire bronnen en historische kritiek nieuwe of alternatieve inzichten van het verleden en presenteren hun onderzoeksresultaten in secundaire of wetenschappelijke werken. Primaire bronnen zijn vaak geschreven documenten (het kan alles zijn: brieven, regeringsverslagen, juridische of religieuze teksten, krantenartikels, etc.) maar ze kunnen ook beelden of objecten zijn (foto’s, schilderijen, films, industriële machines, gereedschap). Ook mensen kunnen primaire bronnen zijn; door middel van interviews kunnen ze deel uitmaken van wat we noemen ‘mondelinge geschiedenis’.
Tot in zekere mate kunnen primaire bronnen meer betrouwbare informatie leveren dan tweedehands beschrijvingen: een relaas over de werkomstandigheden binnen prostitutie door een sekswerker is waarschijnlijk meer betrouwbaar dan door iemand die die ervaring nooit heeft gekend. Maar ‘dicht bij de feiten’ is een nogal zwakke vorm van nauwkeurigheid. We mogen niet vergeten dat diegene die iets registreert, bewust of onbewust zaken aanpast naargelang zijn of haar ideologie, gewoontes, geloof enz. Primaire bronnen zijn dus nooit een perfecte weergave van de realiteit. Bijvoorbeeld de dood van Louis XVI ten tijde van de Franse Revolutie : (voorbeeld genomen uit de cursus “Historische kritiek” van Prof. dr. Catharina Lis, Vrije Universiteit Brussel, 2001) op 21 januari 1793 was Pierre, een eenvoudige en niet erg politiek bewuste man op de Place de la Révolution (nu Place de la Concorde) in Parijs getuige van de onthoofding van een andere man; hij vroeg aan zijn buurman wie die ongelukkige man onder de guillotine was en hij kwam te weten dat het om Louis XVI ging; Pierre ging naar huis en schreef droevig in zijn dagboek: “De Franse koning Louis XVI werd vandaag door een meute vermoord”; op hetzelfde ogenblik schreef Jean, een voorstander van de Franse Revolutie, op zijn dagboek: “Burger Capet werd vandaag terechtgesteld door het Franse volk”. Beide bronnen beschrijven dezelfde gebeurtenis maar door het gebruik van verschillende woorden (Pierre: ‘koning’, ‘vermoord’, ‘meute’; Jean: ‘burger Capet’, ‘terechtgesteld’ en ‘Frans volk’), geven ze aan dat ze hetgeen is gebeurd op een verschillende manier hebben geïnterpreteerd. Pierre dacht dat het om een oneerlijke en brutale behandeling ging terwijl het voor Jean een zaak van rechtvaardigheid was, en een goede zaak voor Frankrijk. Een ander voorbeeld: twee mensen die dezelfde vrouw ontmoetten. Na een bezoek aan de rosse buurt in Brussel schrijft hij in zijn dagboek: ‘vandaag heb ik een zeer lieve vrouw ontmoet; ze had prachtige blonde krullen en een mooi zwart-rood kleedje aan; ze werkt in de buurt van het treinstation’. Na een gelijkaardige ontmoeting schrijft een conservatieve sociaal werker: ‘vandaag heb ik de rosse buurt bezocht en heb kennis gemaakt met een seksslavin; ze is een verloren vrouw, vulgair en schaamteloos; ik heb ze een respectabele job aangeboden maar ze weigert te werken’. Dus, de context en de achtergrond van de auteur van de bron spelen een rol bij de registratie van gebeurtenissen.
Bij vrouwen of mannen die in de prostitutie actief zijn en die brieven naar hun familie of vrienden schrijven, is de kans groot dat ze hun dagelijkse activiteiten ofwel verbergen ofwel opsmukken. Vooral mensen die geëmigreerd zijn (naar de stad ofwel naar een ander land), zijn dikwijls geneigd om hun verhalen wat op te vrolijken voor familieleden en vrienden. Maar het moet niet noodzakelijk om onschuldige of minder onschuldige leugens gaan; het geheugen zelf is zeer fragiel en persoonlijke verhalen zijn vaak tegenstrijdig. Het boek van Roos Bachelier b.v., staat vol contradicties: enerzijds zegt ze dat ze trots is op wat ze doet, anderzijds gebruikt ze een pseudoniem. Ze maakt ook een onderscheid tussen wat ze doet als ‘courtisane’ en wat zogenaamde ‘gewone hoertjes’ doen. Buiten het verschil in prijs en locatie zie ik geen verschil tussen haar werk en dat van een andere sekswerker. Primaire bronnen die historici gebruiken, moeten dus uiterst voorzichtig geanalyseerd worden.
Een andere manier om meer te weten over prostitutie en de werkers in die sector is onderzoek verrichten in samenwerkingsverband. Door samenwerking met 40 sociale wetenschappers zijn we erin geslaagd een globaal beeld te krijgen van de geschiedenis van prostitutie in verschillende steden wereldwijd tussen 1600 en nu. Met dit grootschalig onderzoek willen we weten of de veranderingen die plaatsvonden na de zeventiende eeuw al dan niet een invloed hebben gehad op prostitutie. De periode na 1600 wordt gekenmerkt door radicale veranderingen zoals de ontwikkeling van industrieën, mechanisering van de agrarische sector, verstedelijking, bevolkingsgroei, opkomst van natiestaten en ontwikkeling van nationale legers, politieke revoluties, groei van transportmogelijkheden en toenemende migratie.
Tot ongeveer de zeventiende eeuw werd prostitutie getolereerd als een ‘noodzakelijk kwaad’. Autoriteiten in Europa, Azië en het Amerikaanse continent dachten dat het beter was om prostitutie strikt te reguleren dan ze te verbieden, want wat moest men aanvangen met de ongecontroleerde seksuele lusten van mannen als prostitutie verboden werd? De regulering van prostitutie had dus een morele basis: sekswerkers moesten ‘respectabele’ vrouwen beschermen tegen het mannelijke gevaar. Prostituees werden in de meeste gebieden niet gerespecteerd en er werd een onderscheid gemaakt tussen ‘hoeren’ en ‘respectabele’ vrouwen. Vaak moesten sekswerkers zichtbare attributen gebruiken: in Cairo moesten ze een rode band rond hun enkels dragen en in Firenze een geel lint rond hun arm. Behalve de kleine groep courtisanes, geishas, enz. werden de meeste prostituees overal ter wereld als paria’s beschouwd. Maar ze werden niettemin als werkers gezien en zo behandeld.
De registratie van een vrouw als prostitutie leidde tot stigmatisering, maar het leverde ook bepaalde voordelen op. Ondanks de strikte regels van geregistreerde bordelen, voelden sekswerkers zich daar veilig voor corrupte politieagenten en brutale klanten. Geregistreerde bordelen boden niet alleen bescherming maar ook een familiale omgeving voor vrouwen die geen banden meer hadden met familie of vrienden. Een ander belangrijk voordeel was de toegang tot publieke instellingen en diensten in verschillende Europese steden. In tegenstelling tot niet-prostituees, konden geregistreerde sekswerkers alleen beroep doen op de politie of rechtbanken. Andere vrouwen moesten beroep doen op mannen (vader, echtgenoot, broer) om toegang te hebben tot de politie of rechtbanken. In Cairo waren er geen geregistreerde bordelen tot de negentiende eeuw, maar vrouwen die actief waren in de prostitutie werden geregistreerd, betaalden belastingen, hadden toegang tot rechtbanken en mochten zelfs deelnemen aan processies die werden georganiseerd door ambachten die vaak door mannen werden gedomineerd. De economische voordelen waren ook duidelijk. Ondanks het feit dat sekswerkers 50% van hun winsten aan de bordeeleigenaars moesten geven, was het resterende bedrag altijd hoger dan de lonen die te verdienen waren in andere beroepen. Een interessant gegeven is dat de 50-50 verdeling onder prostituees en bordeelhouders gelijkaardig blijkt te zijn geweest in verschillende plaatsen en doorheen de bestudeerde periode. Vanaf de zeventiende eeuw, toen legers steeds groter werden, begonnen vrouwen los te komen van de bordelen en voor onafhankelijke prostitutie te kiezen. De toename van onafhankelijke prostitutie leidde tot een dalende controle van lokale autoriteiten en tot de verspreiding van geslachtsziekten. Vanaf de jaren 1700,werd er een link gelegd tussen prostitutie en ziekten en werden prostituees niet meer als gewone werkers beschouwd, maar als een gevaar voor families en voor het land. Dit leidde tot een toenemende repressie. De repressie van prostitutie nam twee vormen aan: in sommige landen werden vrouwen die zich prostitueerden (of gewoonweg ‘verdachte vrouwen’) verplicht om zich te registreren en zeer strenge medische controles te ondergaan; in andere landen werden prostitutie of activiteiten rond prostitutie verboden. Maar de situatie bleef ambigu. In landen waar prostitutie verboden werd (b.v. de VS, China en de Sovjet Unie), bleef prostitutie bestaan op clandestiene wijze. In landen zoals België waar prostitutie op zich niet verboden werd maar wel tippelen, bordeelhouden enz, werden er allerlei manieren bedacht om prostitutie te tolereren. Het probleem van het huidige systeem in België en in veel andere landen is dat hoewel prostitutie getolereerd wordt, de werkers niet van een wettelijke bescherming genieten.
Voor mannelijke prostituees is de situatie altijd complexer en tegelijk relatief makkelijker geweest dan voor hun vrouwelijke collega’s. Dit is een van de andere opmerkelijke conclusies die uit ons project over de globale geschiedenis van prostitutie naar voor kwam: in bijna alle bestudeerde steden, vooral uit landen in Europa en het Amerikaanse continent, werd prostitutie als een vrouwelijke activiteit gedefinieerd. Zoals hierboven staat vermeld, werd mannelijke prostitutie niet besproken en niet in rekening gebracht voor regulering op lokaal, nationaal of internationaal niveau. Maar terwijl mannelijke prostitutie vaak genegeerd werd in het verleden, bestond er in vele landen een rijke traditie van prostitutie van mannen en jongens. Er bestaat voldoende bewijsmateriaal dat aantoont dat in Cairo tijdens de achttiende en negentiende eeuw mannen, vrouwen en travestieten de werkvloer deelden als zangers, dansers en sekswerkers. Mannelijke dansers, travestieten en prostituees werden als volwaardige entertainers beschouwd in festivals en andere publieke gelegenheden. Tot de jaren 1920 en ’30 werden in China homoseksuele en travestiete artiesten gerespecteerd. Pas daarna begon de zware repressie van zowel homoseksualiteit en prostitutie. Net zoals in westerse landen werd mannelijke, homoseksuele, transseksuele of transgender-prostitutie als afwijkend beschouwd. Maar het feit dat deze vorm van prostitutie in sommige gebieden van de wereld getolereerd werd, en in andere gewoon werd genegeerd, maakte dat mannelijke, homoseksuele en transseksuele prostituees vaak meer vrijheid hadden dan hun vrouwelijke collega’s. In de bestudeerde steden in dit project concentreerde de politie zich op vrouwelijke prostitutie waardoor mannen vaak met rust werden gelaten en makkelijker hun werk konden voortzetten. Maar in vele andere plaatsen, mochten mannen zich niet registreren in bordelen (zoals nog steeds). In het huidige Istanbul, bvb. bepaalt de wet dat alle werkers vrouwen moeten zijn, ofwel door geboorte ofwel door chirurgie. In Bolivia en Mexico mogen homoseksuele, transseksuelen of transgenders niet werken in bordelen waardoor ze gedwongen zijn om hun activiteiten op straat te beoefenen en dat maakt hen vaak kwestbaarder.
Uit alle studies van ons project blijkt dat hoe harder de repressie was, hoe sterker de tussenkomst van uitbuitende tussenpersonenwas. Pooiers, bordeelhouders, madammen, mensenhandelaars hebben altijd bestaan. Maar ze begonnen een belangrijker rol te spelen vanaf de negentiende eeuw, toen de repressie van prostitutie sterker werd. De verhouding tussen sekswerkers en intermediairs is altijd zeer complex geweest. De globale geschiedenis van prostitutie toont aan dat commerciële seks een complex fenomeen is en dat het beeld van naïeve prostituees en brutale klanten en intermediairs niet klopt. Onze studies wijzen uit dat miljoenen vrouwen wereldwijd prostitutie als een valabel alternatief hebben beschouwd wanneer ze naast de andere werkmogelijkheden werd geplaatst. De economische voordelen van prostitutie zijn duidelijk. In gebieden of tijden waar in mannen en vrouwen weinig kansen hadden op de arbeidsmarkt, was en is prostitutie vaak de beste optie. De vraag is: als het economische voordeel van prostitutie zo duidelijk is, waarom prostitueerden zich niet alle arme mannen en vrouwen? Dit wil zeggen dat niet-economische factoren ook een belangrijke rol spelen. De voornaamste niet-economische oorzaken waren de aversie tegen conventionele jobs en de relatieve flexibiliteit en onafhankelijkheid die sekswerk bood.
We moeten nog veel meer studies verrichten over het niveau van geweld en de gezondheidstoestand van vrouwen en mannen binnen prostitutie in het verleden. Tot nog toe wordt er gedacht dat er een sterke link tussen prostitutie en geweld bestaat, maar dit is niet zeker. Was of is er meer geweld in prostitutie dan in andere menselijke instituties (incluis het huwelijk)? Of zijn fysieke of psychologische problemen meer aanwezig in prostitutie dan in andere beroepen? We weten het niet. Wat we wel weten is dat miljoenen vrouwen vaak banger waren van politiegeweld dan van brutale klanten of pooiers. En wat we ook weten is dat duizenden, zo niet miljoenen vrouwen prostitutie niet zo traumatiserend hebben ervaren als men ons wil doen geloven.